Hoe schrijf jij een paper? Gestructureerd en stap voor stap of gebeurt alles op het laatste moment? En wat levert jou de beste papers op? Iedere student heeft zijn eigen stijl en aanpak, maar er zijn  grofweg wel een aantal types te ontwaren. Welk type ben jij?

Inleiding: de probleemstelling

Hoe schrijven studenten papers? ‘Er worden veel papers geschreven op het laatste moment,’ zei sceptische academicus 1. Naïeve academicus 2 zei echter: ‘Mijn studenten schaven elke week een beetje aan hun paper.’ De academici gaan echter voorbij aan de complexiteit van de situatie en laten een gat in de literatuur. Ik zal in deze blog betogen dat er vier typen paperschrijvers zijn en aan het eind een conclusie geven of de verschillende methoden invloed hebben op het eindresultaat.

Hoofdstuk 1: de planner

Ze zijn dun gezaaid, maar ze bestaan: studenten die elke week een beetje aan hun eindproduct schrijven, echte structureelschrijvers. Ze verwerken de literatuur die ze lezen direct tot een stukje in hun paper. Alinea voor alinea bouwen zij hun betoog op. In welke volgorde die alinea’s uiteindelijk in het paper terecht komen, dat wordt pas bij het laatste herschrijven bepaald.

Toch wil ik deze studenten niet per se het meest gedisciplineerd noemen. Ik denk dat discipline tonen betekent dat je iets doet wat je niet van nature op dat moment zou doen. De planner werkt wel van nature in kleine stapjes, bijvoorbeeld omdat ze anders het overzicht kwijtraken op de hoeveelheid werk die nog voor hen ligt. De planner temt de studielast door die op te delen.

beginnen met het schrijven van een paper is moeilijk

Hoofdstuk 2: de organisator

De organisator plant zijn stappen ook zorgvuldig, maar iets minder minutieus dan de planner. De organisator denkt in grotere structuren: hoofdstukken. Elk hoofdstuk wordt in grote lijnen uitgedacht en vergt het nodige leeswerk voordat de student zijn betoog opschrijft. Aan het einde plakt de organisator de hoofdstukken aan elkaar en voilà, de paper is geschreven.

Sommige docenten dwingen studenten in het organisatortype door deadlines te stellen voor de verschillende hoofdstukken. En voor de uitsteller (zie onderaan) is dat misschien geen slecht idee. Voor de planner maakt het niet zoveel uit, als het hoofdstuk maar op de route naar het eindproduct ligt. Alleen de lezer kan gefrustreerd raken van deze ‘tussentijdse’ deadlines. Hoe kan hij een goed hoofdstuk schrijven als hij nog niet alle relevante literatuur gelezen heeft?

Hoofdstuk 3: de lezer

Sommige studenten schrijven alles achter elkaar. De woorden rollen in groten getale over het computerscherm als een soort teksttsunami. Zelf ben ik van dit type: de lezer. Ik heb mijn bachelorscriptie van 15.000 woorden geloof ik in twee weken geschreven. Maar dit betekent niet dat ik de andere weken niets heb gedaan! Ik heb een hele lange voorbereidingstijd, waarin ik alles over het onderwerp lees dat ik kan vinden. De structuur van de paper maak ik helemaal in mijn hoofd en alle revisie gebeurt ook voordat er een letter op papier staat. De stap om wat in mijn hoofd zit vervolgens op te schrijven vind ik moeilijk en lukt vaak alleen onder deadlinedruk. Er komt een moment dat ik denk: nu moet het, anders red ik het niet meer. Dan braak ik de tekst er in een keer uit, van A tot Z, zonder nog veel te schrappen of te herschrijven.

stuur die gedachten naar dat beeldscherm

Hoofdstuk 4: de uitsteller

Ten slotte is er het type ‘uitsteller’, een klassieker. Het is de student die tijdens het semester druk is geweest met alles behalve het voorbereiden en schrijven van zijn paper. Tot de deadline aan de horizon verschijnt, badend in het licht van de ochtendzon waarvan de uitsteller hoopt dat hij niet op zal komen. Dat betekent nachtwerk.

Als een trekvogel die bij het eerste teken van de winter naar het zuiden vliegt, zo trekt de uitsteller op gezette tijden in het semester naar de UB. Daar ploetert hij zich in de avonduren door stapels met boeken heen om na sluitingstijd thuis de opgedane kennis zonder al te veel filtering in zijn blanco Word-document te plempen. Zodra de woordlimiet gehaald is, is de paper af. Net op tijd. Om in ieder geval in aanmerking te komen voor de herkansing.

studenten trekken naar de UB zoals vogels naar het zuiden trekken

Conclusie: het resultaat

Zelf denk ik dat de types organisator en lezer de beste papers opleveren. Voor de planner en de uitsteller dreigt het gevaar dat de tekst onsamenhangend wordt: bij de planner omdat die niet het grote geheel overziet, bij de uitsteller omdat die alleen het grote geheel ziet. De planner mist een argumentatielijn, de uitsteller de argumenten. De organisator en de lezer daarentegen kunnen een krachtig betoog schrijven vanuit een helikopterview boven de literatuur en hebben hun zaken voldoende op orde om de tekst aan het einde na te kijken. Toch volgen we meestal een combinatie van de typen. Iedereen heeft zijn uitsteller-momenten (en claimt dan een lezer te zijn) of maakt zijn aantekeningen planner-stijl, nadenkend als een organisator. In principe kan elk type een goed paper afleveren, zolang de werkwijze bij je past. Zelfs als dat een paar nachten doorhalen vergezeld van Redbull en koffie betekent.

Ben je het eens met de typen paperschrijvers? Of heb jij een andere, unieke manier? Laat het weten!