Het is er tijd voor. Dat bedacht ik me rond oktober, toen ik op de uni bezig was aan mijn pre-master en in een soort continue staat van paniek zelfs de minuten in de tram een tijdverspilling vond, want ik wilde immers ieder artikel kunnen dromen. Dat principe had ik met de start van de master in februari inmiddels laten varen (samenvattingen zijn fan-tas-tisch), maar de behoefte om op mezelf te gaan en in de stad achter de duinen te gaan wonen verdween niet. Ik was er inmiddels oud genoeg voor en stel dat ik bang zou worden in het donker (ja, dat heb ik en nee, daar groei je niet uit) dan zou ik vanuit Den Haag binnen een half uur bij mijn mama op de stoep staan. Dus wat kon er nou eigenlijk misgaan? Dacht ik..
Ik bleek dus uiteindelijk te zijn gevallen voor een klushuis. Ik noem het mijn klushuis maar daarmee geef ik de studio exclusief badkamer en inclusief muizenkeutels eigenlijk teveel eer. Toen ik mijn klushuis bekeek stonden de meubels van de eigenaar nog (strategisch) in de kamer en ik viel voor het lieve balkonnetje en de locatie (Zeeheldenkwartier is opkomend en mega en ik blog nog een keer waarom). Toen ik op 1 april binnenstapte voor de sleuteloverhandiging samen met mijn moeder dacht ze dat ik het klushuis als passende grap liet zien. Langzaam zag ik haar gezicht van ‘Haha jaja’ naar ‘oh no Joyce you didn’t’ vertrekken. Ook ik stond aan de grond genageld, want zonder meubels werd de realiteit pijnlijk duidelijk. Het was een zwijnenstal, terwijl ik de vorige huurder de volgende dag nog vrolijk aan de telefoon had dat de schoonmaak goed gelukt was en dat één keer witten wellicht niet nodig zou zijn. Hij had gelijk, het werden drie keer witten voor de muren, vijf keer voor de deuren en blind twee potten verf binnen gooien in de keuken.
Terwijl mijn huurbaas vriendelijk de sleutels in mijn hand liet vallen, merkte hij op dat hij vond dat alles er prima uitzag, hoewel een schoonmaakbeurt de boel wel zou opfleuren. Ik merkte vooral dat onze meningen omtrent primaire levensbehoeften erg uiteenliepen. Ook heeft hij een slecht inschattingsvermogen voor wat betreft het binnen handbereik van mijn moeder staan terwijl haar gezicht inmiddels op ‘iemand gaat het ontgelden want mijn kleine baby overleeft het hier nog geen week’ stond.
Ik heb geleerd dat er verschillende soorten klussers zijn. Mijn vriendin Nathalie is twee keer antikraak verhuisd, was nergens bang voor en kon witten als een malle; zij was “de ervaren-maak-je-geen-zorgen-het-wordt-echt-mooier-klusser”. Mijn kleine zusje was een dieseltje, eenmaal op gang onvermoeibaar en consistent en blijkbaar goed in sauzen; “de laat-mij-maar-ik-ben-zo-klaar-klusser”. Mijn moeder wapende zich dapper met schuursponsjes, soda en schoonmaakhandschoenen en ging de keutels in de keuken te lijf; “de superheld-vecht-tegen-vuil-klusser”. En mijn lieve vriendje kwam, zag en overwon en knapte in een dag de hele keuken en de kamer op zonder een onvertogen woord; “de nee-ik-maak-dit-even-af-oeps-ik-heb-alles-even-gedaan-nu-is-het-ineens-best-mooi-klusser”. Ik ben trouwens “de spontane-mental-breakdown-klusser” met weinig échte toegevoegde waarde maar wel met kans op spontane huilbuien en stampvoet-aanvallen. Ik breng dus een soort afleiding, dus dat was ook wel leuk.
Gedurende het klusweekend werd er dus gewit, gehuild, gewit, gekit, gewit, gepoetst, geboend, weggebrand, gehuild, gewit en uiteindelijk gelachen. Want na drie volle dagen klussen, verven, schoonmaken, broodjes eten en meedansen met FunX ziet de studio er bewoningswaardig uit en kan ik door de rommel en viezigheid heen kijken en weer een beetje lachen. En ik heb een lesje voor life geleerd: ik zeg nooit meer ja tegen een woning na een bezichtiging van vijf minuten… denk ik.
Kleine sfeerimpressie vóór het klusteam me kwam redden:
Na het klusteam:):