Er was eens een tijd van hippies en flower power. Van Abba en de Dolly Dots. Dit was de tijd waarin mijn ouders in Leiden studeerden. Mijn vader is hier afgestudeerd – een master heette toen nog ‘doctoraal’ – en ik was benieuwd hoe Leiden is veranderd in de 30 jaar die sindsdien zijn verstreken. Vandaar een interview met mijn vader, over Leiden, lang geleden.
Hoe lang deden studenten in de jaren-70 over hun studie?
“Een bachelor (‘kandidaats’) duurde drie jaar, een doctoraal ook, al waren er rechtenstudenten die binnen vier jaar afstudeerden. Dan had je de titel ‘doctorandus’ (drs.).”
Kreeg je geld van de staat?
“Je studiebeurs was inkomensafhankelijk, er was geen basisbeurs. Je kreeg f 6600,- per jaar. 40% daarvan was een lening, die moest je binnen 10 jaar terugbetalen. De overige 60% was een gift. Er was geen OV-regeling, met dat geld moest je alles zelf doen.”
[NB: Guldens zeggen mij ook niets meer, maar de kamer van mijn vader op het Flanorpad kostte f 150,- per maand, tegenwoordig €250.]
Hoe belangrijk waren stages tijdens je studietijd?
“Een stage was geen onderdeel van je studie. Als je al stage ging lopen, dan deed je dat na je studie. Bij alle studies was onderzoek doen belangrijker dan stage lopen.”
Hoe vaak gingen Leidse studenten naar het buitenland?
“Nauwelijks. Het was echt bijzonder als je dat deed. Het kon wel, maar de mogelijkheden waren veel beperkter dan nu.”
Kwamen er veel buitenlandse studenten naar Nederland?
“Ja, ze hadden zelfs een vereniging! De LISK, de Leidse Internationale Studenten Klub. Hier zaten voornamelijk Surinamers en Antillianen bij. Er waren geen Marokkanen of Turken. Bij mijn studie [farmacie] waren er geen Engelssprekende studenten, aan het einde waren er twee of drie Duitsers. Er werden ook geen vakken in het Engels aangeboden, we hadden alleen wat Engelstalige boeken.
De enige echte internationale studenten die ik heb gezien, kwamen in 1981. Een groep studenten uit China. In Mao-uniform. Ze woonden op de Pelikaanhof, apart van de rest, en volgden een speciaal programma.”
Hoe belangrijk waren studenten- en studieverenigingen?
“Studentenverenigingen waren heel actief. Minerva had het moeilijk in de tijd van de flower power, maar eind jaren-80 bloeiden ze weer op. Quintus ontstond, zij deden het goed, net als Augustinus. Er was wel gedoe binnen Augustinus, ze werden het niet eens over de kwestie of ze wel of geen HBO-studenten moesten gaan toelaten.
Mijn studievereniging, Aesculapius, was redelijk actief. Ze organiseerden op een niet te hoog pitje allerlei activiteiten, volgens mij doen ze dat nu nog steeds zo.
Nee, MFLS- en Labyrint-feesten ken ik niet… Feesten organiseren, dat was meer iets voor de studentenverenigingen.”
Mijn moeder: “Ja, ik ben nog naar een optreden van de Dolly Dots op Minerva geweest!”
In mijn volgende blog deel 2 van dit interview: hoe studeerde je af in de goeie ouwe tijd? En met welke studies kreeg je dan een baan? Tipje van de sluier: met geneeskunde zat je niet altijd goed…
Super mooi om te lezen dat je vader mijn studievereniging kent! „Aesculapius” bestaat nog steeds en leeft, groeit en bloeit zeer goed!
Wat leuk om te lezen! Ik kijk uit naar het volgende deel! 🙂