De relatie tussen studenten en sport is behoorlijk losjes. Terwijl een aanzienlijk deel van de studenten er het liefst niets mee te maken wil hebben, ziet het grootste deel van de studenten sporten als een aanvulling op het sociale leven. Sporten doe je een paar keer per week, met mensen die je chill vindt, en eventueel ga je daarna in de kroeg je calorieën terugverdienen. En misschien kijk je het ooit eens op tv.

Maar een kleine groep studenten pakt het anders aan. Dit zijn degenen die om 7.00 ‘s ochtends al aan het trainen zijn, zes dagen per week. Degenen die naast hun studie Olympisch kampioen zijn. Degenen die dagelijks uren reizen omdat de uni niet in de buurt van hun trainingscentrum ligt. Degenen naar wie de rest van de Nederlandse studenten pas omkijkt als ze op tv zijn.

In Nederland moet je het zelf maar een beetje zien te rooien als je op hoog niveau sport en daarnaast wilt studeren: universitaire sportbeurzen zijn hier klein, vaak compenseren ze nauwelijks voor de duizenden uren die topsporters in hun sport moeten steken. In Noord-Amerika daarentegen is men zo fanatiek over sport dat getalenteerde scholieren een complete universitaire studie aangeboden krijgen, als ze daarnaast willen uitkomen voor het varsity-team van de universiteit.

Cheerleaders van UBC moedigen het football-team aan als de wedstrijd stil ligt.

Cheerleaders van UBC moedigen het football-team aan als de wedstrijd stil ligt.

Filantropie? Dacht het niet. Vooral in de VS zijn universitaire sportteams door deze beurzenconstructie zó goed geworden, dat sommige universiteiten enorm verdienen aan hun teams. Vooral “football” (rugby met een harnas aan) is enorm groot op universiteiten. Een wedstrijd van de University of Washington Huskies tegen de University of Oregon Ducks trekt duizenden bezoekers, die allemaal peperdure merchandise kopen. De spelers zijn helden. Mensen houden statistieken bij. Het sportteam is het visitekaartje voor de universiteit.

In Canada gaat het er allemaal wat rustiger aan toe, maar toch zijn de wedstrijden van de varsity-teams behoorlijk gaaf. Ik snap niks van football, maar bij de wedstrijd van de UBC Thunderbirds tegen de Manitoba Bisons was de sfeer fantastisch, compleet met cheerleaders, een mascotte in een groot pak, en hotdogs in de rust. Iedereen in het blauw-geel, en schreeuwen maar. Niet te moeilijk, natuurlijk. “U-B-C! U-B-C!” Je kunt het jaarboek kopen met alle spelers erin, net als in Nederland met voetbal, alleen staat hier bij iedereen de studie vermeld.

Een football-team is enorm. Op sommige universiteiten zijn de studies van al deze jongens gedekt door een beurs.

Een football-team is enorm. Op sommige universiteiten zijn de studies van al deze jongens gedekt door een beurs.

Waarom ontwikkelt Nederland niet zo’n klimaat? In de eerste plaats omdat voor de sporters hier een groot nadeel aan kleeft. De sportbeurs en de studie zijn omgekeerd aan elkaar gerelateerd: de sporter gaat naar de universiteit om daar te kunnen sporten, en laat je nou aan een universiteit ook nog eens kunnen studeren… De studie is compleet secundair, en veel sporters studeren af met een vrij nutteloos diploma met allemaal makkelijke vakken omdat ze misschien wel helemaal niet geschikt waren voor een universiteit.

Thunder, de mascotte van de UBC Thunderbirds.

Thunder, de mascotte van de UBC Thunderbirds.

Maar mijn grootste aversie tegen deze constructie is dat een academisch instituut op deze manier geld binnenhaalt. Het is onbegrijpelijk dat mensen gratis mogen studeren omdat ze kunnen sporten, terwijl slimme studenten afstuderen met schulden van tienduizenden dollars. Laten we daar in Nederland alsjeblieft niet aan beginnen.

Dit moet je thuis ook niet proberen.

Dit moet je thuis ook niet proberen.