“Nee, nee, we hebben zo werkgroep, toch? Getver. Daar heb ik dus echt geen zin in. Gister snel nog wat in elkaar geflanst en de deadline op twee minuten gehaald.” Ik loop langs de eerste paar stoelen in de kantine aan de Schouwburgstraat. Op de achtergrond hoor ik de presentatrice van BBC World en terwijl ik doorloop vang ik het gesprek op van een paar andere studenten. Het groepje lacht en één van ze antwoordt: “Ja, ik heb ook alles op het laatste moment gemaakt. Wel slechte kwaliteit. Baal er wel een beetje van, want is wel belangrijk dit. Volgende keer start ik eerder.” Ze knikken allemaal. Ik vervolg mijn weg naar de bibliotheek en voel een steekje jaloezie. Werkgroepen, had ik die nog maar.

Op mijn middelbare school kreeg iedere klas jaarlijks een lesje over de gevaren van alcohol en werd continu benadrukt dat drinken voor je (toen nog) 16e verboden was. Je moest vooral niet drinken als anderen het wel deden. Het haalde niet veel uit, want tegen de druk van stoere klasgenoten bleek bijna niemand bestand. Peer pressure. Iedereen doet het en ik dus ook, ook al kan dat negatieve gevolgen hebben. In het geval van het groepje studenten ligt dat anders: iedereen stemt in met de importantie van het vak en dat kan leiden tot het de volgende keer eerder starten met de opdracht of een hogere kwaliteit van het product. Bij een werkgroep kan daarom (soms) gesproken worden van positive peer pressure.

In de master Management van de Publieke Sector is geen sprake van werkgroepen. Je komt, in de meeste gevallen na je werk, naar de Campus, volgt een college of twee en gaat weer naar huis. Na een volle werkdag en colleges tot tien uur is het wel weer mooi geweest en gaat 95% gelijk naar huis. Voor een enkel vak dien je wel een opdracht met een andere student te maken, maar in mijn geval zijn dat er niet meer dan 3 geweest. Het gevolg? Een groep individuen en niet tot nauwelijks sprake van enig peer pressure. Een vak volg je wel samen, maar alleen voor jezelf en door jezelf. Dat is een mooie uitdaging, omdat je dan volledig leunt op je eigen vermogen om door te zetten, te plannen en een stok achter de deur te vormen. En geloof me, er zijn ook werkende studenten van boven de 35 die daar veel moeite mee hebben.

Wanneer ik de bibliotheek inloop zie ik een paar studiegenoten zitten. Iedere week spreken we tenminste één keer af om samen aan de thesis te werken. Die paar studiegenoten vormen mijn stok achter de deur. Een beetje druk kan geen kwaad. Immers, het grootste deel van de studenten studeert een keer af – en ik dus ook.

chickendeathpeer