In een wereld vol academische vaardigheden is het fijn dat er af en toe een vak voorbij komt waar je lekker je therapeutische tanden in kunt zetten. Tijdens de masterspecialisatie Klinische psychologie komen de echte psychologievakken aan bod. Geen cijfers en statistiek meer, maar luisteren, empathie en het belangrijkste van alles: persoonlijke groei.

Zelfreflectie dus. Sommige mensen krijgen kriebels van dit woord, terwijl anderen oneindige groeimogelijkheden zien. Een tijd lang was ik een kriebelpersoon. Nadenken over je gevoel en jezelf bloot durven geven is best eng en jezelf analyseren kan ontzettend moeilijk zijn. Er is veel moed voor nodig om je te durven richten op de goede en slechte kanten van jezelf als therapeut. Dan heb ik het nog niet eens over reflectie op jezelf als mens. Fucking moeilijk.

Als je met mensen werkt, wat psychologen over het algemeen doen, dan ontkom je haast niet aan persoonlijke conflicten. Niet alleen met anderen, maar ook met jezelf. Psychologen zijn rare wezens, met het vele nadenken over wat emoties met ons doen. Voordat we patiënten dé vraag stellen (wat doet dat met je?), hebben we deze vraag al tientallen malen aan onszelf gesteld. Als het goed is leren we op deze manier meer over onszelf. Soms met de hulp van een ander en naarmate we meer ervaring krijgen kunnen we het iets beter zelfstandig doen. Voordat ik zelf zo ver ben is er nog een lange weg te gaan.

Van alle dingen die ik dit jaar ga doen is de reflectie misschien wel het moeilijkst. Twee jaar geleden heb ik het voor het laatst gedaan, dus de skills zijn wat vastgeroest. Er is maar een manier om daar mee om te gaan. Zoals de beroemde filosoof Nike ooit zei: just do it. Dwars door de pijnlijke punten en onzekerheid. Het begin is moeilijk, maar uiteindelijk leer je daar het meeste van. Dat is wat reflectie kan betekenen voor een beginnend psycholoog.

20130927-180239.jpg