lois-lane-journalist

Toen ik een aantal jaren geleden begon aan Chinastudies (toen nog Talen en Culturen van China), wist ik nog steeds niet zo goed welke kant ik later op wil, carrièrewijs bedoel ik. Toen ik erg klein was (nouja, jong was), wist ik het wel. En dan heb ik het niet over de periode op de middelbare school, nee dan heb ik het over de periode dat de meeste meisjes nog prinses willen worden later: jong dus. Op die leeftijd vragen volwassenen (kennissen van je ouders, familie) aan je wat je later wilt gaan worden. ‘Wereldreiziger’ was altijd mijn eerste antwoord. Totdat mijn vader op een dag zei dat reizen geld kostte en dat je voor geld moest werken. Ik vroeg hem of ik niet geld kon verdienen met reizen. Toen hij erachter kwam dat ik schrijven leuk vond, zei mijn vader dat journalistiek wel iets voor mij was: ‘dan kun je schrijven en reizen’, zei hij.

En daar is de passie ontstaan. De passie voor wat eigenlijk? Schrijven, fotograferen, reizen, onderzoeken, communiceren, ontdekken. En daarom doe ik nu de master Journalistiek en Nieuwe Media. Wat ik nu precies wil doen in de journalistiek staat voor mij nog open. Ik denk dat veel mensen een bepaald beeld hebben bij ‘de journalist’. Misschien de journalist als ‘verteller’, ‘iemand die nieuws najaagt’ of ‘een irritante bemoeial’. Ik zie de journalist graag op een romantische manier. De journalist als passievol verteller, als nieuwsgierige onderzoeker, als kunstenaar van beeld en taal. Als een soort detective die, als hij iets tegenkomt dat hem interesseert, uitpluist wat er aan de hand is en waarom. Ik zie de journalist graag als iemand die een belangrijke maatschappelijke rol kan vervullen, iemand die mensen bewust kan maken van een onderwerp dat van belang maar nog onderbelicht is. Ik zie de journalist niet graag als een passief iemand die de hele dag achter zijn bureau zit, vijf koppen koffie per dag drinkt en op zo’n routine manier persberichten omzet in nieuwsberichten dat hij er niet eens meer bij hoeft na te denken. Soms hoor ik geluiden die erop wijzen dat dat laatste misschien dichter bij de realiteit ligt. Maar dat zie ik wel als ik afgestudeerd ben.

Hoe is mijn romantische beeld van de journalist ontstaan, vraag ik me af. Misschien omdat ik tijdens mijn bachelor veel heb meegekregen over journalisten in China, hoe zij onderdrukt worden, de mond worden gesnoerd of gedwongen worden in naam van de communistische partij te schrijven. Maar ook hoe journalisten zich in China hiertegen verzetten, koste wat het kost de waarheid boven water willen krijgen en de burger willen vertellen hoe de zaak in elkaar steekt.

Misschien is het ontstaan door mijn ervaringen in Nepal. Daar heb ik een maandje meegelopen met een mediagroep in een lokaal dorpje. De nieuwschef van de krant van deze mediagroep is een bekende naam onder journalisten in Nepal, waardoor ik de kans kreeg om met hem veel journalistieke conferenties bij te wonen. Inderdaad, journalistieke conferenties. Journalisten zijn daar net activisten! In het armste land van Azië is het niet de overheid, niet de gewone burger, maar de journalist die in opstand komt tegen ongelijkheid, schending van rechten en armoede. Zij richten NGO’s op, journalistieke organisaties die zich inzetten om het land beter te maken. In de periode dat ik er was heeft een groep journalisten zelfs een nieuwe grondwet geschreven omdat de (eigenlijk tijdelijke) Nepalese grondwet zo verouderd was dat de meest basale dingen ontbraken. In Nepal zijn de journalisten degenen met de informatie. Het grootste gedeelte van Nepal heeft weinig tot geen toegang tot massamedia waardoor ze voor informatie afhankelijk zijn van het lokale districtshoofd en het lokale krantje. En de passie waarmee deze journalisten werken, is bewonderbaar.

Hoe dan ook kan het best zijn dat mijn beeld van ‘de journalist’ wezenlijk afwijkt van de Nederlandse journalist in de werkelijkheid. Is dat naïef? Misschien. Toch houd ik liever aan dat beeld vast.