Coschap nummer 5 is alweer aangebroken, wat vliegt de tijd. Na de wondere wereld van de puisten en moedervlekken bij dermatologie, de medische mysteries bij interne geneeskunde en de adrenaline-overschotten bij chirurgie, is neurologie aan de beurt. Neurologie is het speelterrein van de hersendokters, waar hoofdpijn en beroertes orde van de dag zijn.
Patiënt W. is het snoepje van de dag waar ik me over mag buigen. Hangende mondhoek, kan niet goed uit zijn woorden komen en de fijne motoriek van zijn rechterhand lijkt verminderd. Hij lacht me wat scheef uit als ik hem waarschuw dat ik wat ‘suffe’ vragen moet stellen zoals welke datum het is, in welk land we nu zijn en wie op dit moment ons staatshoofd is. Ik glimlach bij alledrie de verkeerde antwoorden die ik krijg bemoedigend terug.
Ondertussen schud ik de rijkelijk gevulde zakken van mijn witte jas leeg. Bij dit coschap heb ik wat extra instrumenten bij me en dat voelt toch best professioneel. Zoals op onderstaande foto te zien is, draag ik natuurlijk als vanouds mijn stethoscoop mee, maar ook loop ik hier meer dan bij andere vakken met een handboek rond (neurologie is toch wel een behoorlijk theoretisch vak, wat vaak als lastig wordt gezien). Verder heb ik een reflexhamer bij me waarmee ik al de nodige knieën bont en blauw geslagen heb, een stemvork, wattenstaafje en een ooglampje. Met de reflexhamer kijk ik hoe hoog de reflexen zijn, afwezige reflexen wijzen bijvoorbeeld op andere aandoeningen dan reflexen die veel levendiger zijn dan normaal. De stemvork is om gehoor te testen, maar ook om te kijken of trillingen door de huid waargenomen kunnen worden. Met het wattenstaafje wroet ik in mijn eigen oren als ik niets te doen heb (grapje, misschien!) en anders ga ik na waar patiënten de subtiele aanraking ervan wel en niet kunnen voelen. Met het lampje kan ik kijken hoe het met de pupilreflexen is, de pupillen horen nauwer te worden als fel licht in het oog schijnt.
Patiënt W. heeft waarschijnlijk een kleine beroerte gehad; een klein deel van zijn hersenen heeft zonder zuurstof gezeten door een bloedpropje in één van de slagadervertakkingen in het hoofd. Daarbij was hij al langere tijd licht dementerend, wat nu verder ontregeld lijkt te zijn. In het ziekenhuis krijgt hij medicijnen om de kans op nog zo’n propje zo klein mogelijk te maken (o.a. bloedverdunners), helpen de fysiotherapeut en de logopediste hem op weg met de revalidatie en zoeken we uit of de propjes bij hem komen door een oorzaak die we kunnen behandelen. Propjes kunnen namelijk spontaan ontstaan, maar bijvoorbeeld ook door een slecht functionerende hartklep. Tijdens opname raakt meneer minder verward en wordt zijn spraak duidelijker. Onderaan zijn ontslagbrief typ ik dat meneer in goede conditie naar huis is ontslagen.
Dat het 12 decemer 1974 is, we ondergedoken zitten in Duitsland en dat Juliana nog regeert, moet ik helaas accepteren als de beste conditie waarin we deze man gaan ontslaan.
Mooi stukje! Één van mijn favoriete bloggers: inkijkje in de wonderlijke wereld van de zorg
Herkenbaar! 🙂
Grappig hoor! Is onderwijs al geregeld?
Ik heb een vraag. Gisteren kreeg ik een onderzoek door een arts assistent (neurlogie). Zij wilde met een wattenstaafje in mijn ogen gaan zitten; daar voelde ik totaal niets voor. Sterkter: ik vond dat bijzonder vreemd. Ik heb tegen haar gezegd dat ik dat niet wilde. Mijn vraag: is dit een gebruikelijke test in neurologenland? Ik met er niet aan denken om willens en wetens iets in mijn oog te krijgen. Ik heb al vaker dit soort testen gehad bij andere neurologen, maar dit vond ik nogal bizar.
Beste Marlies,
De verwarring snap ik helemaal, maar het is wel degelijk een gebruikelijke test. Met het wattenstaafje wordt de corneareflex getest, ofwel het hoornvlies reflex van het oog. Doorgaans wordt aan het wattenstaafje een puntje gemaakt en wordt aan de zijkant van het oog voorzichtig met de haartjes over het hoornvlies gestreken. Zoals je al lijkt te hebben zien aankomen, reageren gezonde patiënten hierop alsof er iets in het oog zit en sluiten zij het oog reflexmatig. Dit bevestigt dat de hersenzenuw die het gevoel van het hoornvlies innerveert goeddeels intact moet zijn én de hersenzenuw die de spieren voor het sluiten van de ogen innerveert. De test is een manier om globaal de functie van deze zenuwen te testen en eventueel aanwijzingen te geven voor nader onderzoek. Het geeft echter geen sluitend “bewijs”, bedenkende dat bijvoorbeeld lenzendragers vaak een sterk onderdrukte corneareflex hebben door het veelvuldig inbrengen van een vreemd object in het oog.
Sterkte met al die maffe neurologen nog!