Van je kamer een bende van maken. Tot nu toe ben ik er in de studentenhuizen en organisaties waar ik ben geweest altijd wel één tegengekomen. Toegegeven: mijn eigen kamer valt soms ook wel een klere(n)zooi te noemen. Pas liep ik voor een onderzoek in een organisatie langs een kantoortje waar ik van buitenaf al kon zien dat ik me er binnen alleen kon verplaatsen middels hink-stap-sprong en toen de deur openging en de medewerker langs mij heen liep, viel mijn mond open van verbazing. Wat een bende! En rook ik daar nu wat laatste sporen van een peuk? Later hoorde ik collega’s van de betreffende man klagen: hij kon maar uitvogelen wat hij wilde in zijn hok, ook al was hij nog zo belangrijk. En zij? Zij moesten zich maar keurig aan de kantoorregels houden.
’s Avonds op de fiets naar huis, vraag ik me af hoe ik als afdelingsmanager om zou gaan met zo’n medewerker. Het eerste wat door mijn gedachten schiet: ik zou hem eens even op zijn nummer zetten. Hij kan collega’s negatief beïnvloeden waardoor zij ook te laat komen, een bende maken, stiekem roken op kantoor, etc. “Wat hij mag, mag ik ook.” En bovendien: als manager kun je met een Arbeidsinspectie (Inspectie SZW) in je nek, een medewerker niet in deze ongezonde stofbende laten werken. Niet te vergeten het feit dat jij als leidinggevende degene bent die de grens moet aangeven. Maar, kun je iemand die in deze toestand zijn werk uitstekend doet, verplichten om met een gestreepte stropdas om aan een keurig opgeruimd bureau te werken? Wat nu als hij zich daartegen enorm gaat verzetten, geen plezier meer in zijn werk heeft, niet meer presteert en daardoor de hele organisatie wordt benadeeld? Hij is immers zo belangrijk.
Het doet mij denken aan een medestudent die me onlangs vertelde een pittig gesprek te hebben gevoerd met zijn scriptiecoördinator. Hij had in juni al moeten zijn afgestudeerd, maar maakt carrière binnen de organisatie waar hij werkt en heeft daardoor minder tijd (over) voor zijn thesis: afstuderen kan altijd nog. Of in ieder geval binnen afzienbare periode. Daar was de scriptiebegeleider het niet mee eens; die wordt immers afgerekend op het aantal studenten dat binnen een bepaalde periode afstudeert. En de universiteit vervolgens op het totale rendement van aantallen afgestudeerden. Maar waar kies je dan voor als scriptiebegeleider: de carrière die een student van jouw universiteit maakt in het werkveld en jouw naam uiteindelijk op zijn scriptie zet, of de cijfertjes die aan de baas en het ministerie moeten worden gepresenteerd? En als manager: kies je ervoor om de Arbeidsinspectie blij te maken met een niet-presterende medewerker achter een keurig opgeruimd bureau, of tolereer je in zekere mate een georganiseerde bende en een medewerker die uitstekend presteert?